Voor- en nazorg op de werf voor kwalitatieve gipsbepleistering

Voor- en nazorg op de werf voor kwalitatieve gipsbepleistering

Kwalitatieve gipsbepleistering

Verschillende omgevingsfactoren kunnen een invloed hebben op de kwaliteit van je gipsbepleistering. Check dus altijd op voorhand de volgende zaken om je ervan te verzekeren dat het bepleisteren vlot en foutloos zal verlopen.

Temperatuur en vocht

Ga je bepleisteren tijdens de winter, of net bij heel warm en droog weer? Neem dan de volgende maatregelen om te voorkomen dat het bepleisteren misloopt:

Bepleisteren bij winters weer

 

  • Laat het pleister niet buiten staan, zeker niet als het vriest. Zet het meteen in de woning zodat het dezelfde temperatuur krijgt als de binnenlucht.
  • Vermijd extreem koud of extreem warm water - gebruik bij voorkeur steeds water met een lauwwarme temperatuur.
  • Zorg ervoor dat het gebouw in zijn geheel op voorhand al is opgewarmd, in plaats van op het moment van bepleistering de ondergrond individueel te verwarmen.
  • Zet de verwarming af wanneer je aan het bepleisteren bent.
  • Plaats de bepleistering iets dikker dan normaal.
  • Best plaats je enkel bepleistering bij temperaturen boven 5°C, want koud water, koude pleister en een koude ondergrond kunnen een negatief effect hebben op het eindresultaat.
  • Zet het warmtekanon af terwijl je de bepleistering aanbrengt, want de koude en warme luchtstromen die het produceert, zorgen voor verschillende afbindingstijden die voor harde, onregelmatige plekken zorgen

Bepleisteren bij extreem droog of warm weer

  • Plaats geen bepleistering als het buiten warmer is dan 35°C.

  • Vermijd dat er warme, droge wind aan het pleisterwerk komt, bijvoorbeeld omdat de woning nog geen deuren en ramen heeft.

  • Is de ondergrond heel droog? Bevochtig of behandel die dan met Gyproc® X Prim.

  • Vermijd windscheuren, krimpscheuren en een te zachte bepleistering door te voorkomen dat de gipspleister na aanmaak (binnen de acht uur) niet te veel droogt.

Bepleisteren bij schommelend weer

  • De temperatuur en vochtigheidsgraad schommelt het meest onder het dak. Voorzie de nodige zetvoegen en hang de pleisterdrager onafhankelijk van het dak op om supplementaire spanningen in het pleisterwerk (door krimpen en uitzetten van de pleisterdrager) te voorkomen.

Scheuren en barsten

Scheuren en barsten in het pleisterwerk kunnen verschillende oorzaken hebben. Hoewel je er niet altijd aan kunt doen, zijn er wel een aantal zaken die je in de gaten kunt houden om scheuren en barsten te voorkomen.

Scheurvorming door zetting van het gebouw

Barsten in de bepleistering kunnen ontstaan bij niet-stabiele funderingen (bijvoorbeeld in mijnstreken) en grote overspanningen (meer dan 10 meter pleisterwerk), maar ook bij slanke balken en dunne vloerplaten. Om dit te voorkomen kun je:

  • een zetvoeg voorzien op de meest kritieke plaatsen in het pleisterwerk;

  • Sprylith® gebruiken als gipspleister, omdat dit materiaal heel vervormbaar is en zo een klein risico op scheurvorming kent.

 

Scheurvorming door krimpend hout

Breng je gipspleister aan op pleisterdragers die bijvoorbeeld onder houten balkenroostering of in een houtskeletbouw zijn aangebracht? Dan kunnen er ook scheuren ontstaan door de drogingskrimp van het hout.

Dit voorkom je door voor de onderstructuur droog constructiehout te gebruiken en pas te bepleisteren als het hout normaal droog is (minder dan 20%).

Scheurvorming door trillingen of grote windbelasting

Gebouwen kunnen gaan trillen onder invloed van de omgeving, bijvoorbeeld in de buurt van een industriegebied of spoorweg. Of ze kunnen onderhevig zijn aan een grote windbelasting. Vooral aan plafonds kan dit voor scheuren en barsten zorgen.

Wat je kunt doen om dat te voorkomen is niet rechtstreeks bepleisteren, maar bijvoorbeeld:

  • houten latten met pluggen en schroeven bevestigen;

  • daarop een Gyplat® plaat aanbrengen;

  • die plaat bepleisteren en de hoeken mooi uitsnijden en dichtkitten

Zo krijgen de pleistervlakken wat bewegingsruimte, wat voorkomt dat ze gaan barsten.

 

Scheurvorming door plafondaansluiting

Op de plek waar het plafond en de muur op elkaar aansluiten, kunnen kleine (horizontale en verticale) scheurtjes ontstaan. Om ervoor te zorgen dat die net in de hoek komen kun je tijdens de afbinding - maar voor het verharden van het pleisterwerk - de volledige plafondomtrek insnijden met een pleistertruweel of poliermes.

Bij grote zettingen - denk maar aan een niet-dragende binnenwand waarboven een betonnen vloer ligt - kun je ook het volgende voorzien:

 

  • breng vooraf een zelfklevende band in schuimrubber tegen de muur aan, als scheiding of soepele voeg;
  • nadat de pleisterlaag is gedroogd, snijd je de band gelijk met het plafond weg en kit je ze af of werk je ze weg met een afdekprofiel.

 

Tip: Gyplat® bepleisteren? Let er dan op dat je:

  • bij zettingen of ditatieverschillen steeds het Gyplat® plafond lossnijdt van de muur;

  • een versterking voorziet waar voorwerpen aan het plafond of aan de muur worden bevestigd en bij openingen met een zijdelengte groter dan 400 millimeter; 

  • ervoor zorgt dat de bepleistering snel en gelijkmatig kan drogen door te ventileren.

Beoordeling van de ondergrond

Voor een optimale hechting en een mooi eindresultaat, is de aard van de ondergrond waarop je gaat bepleisteren belangrijk. Beoordeel dus eerst hoe je ondergrond is en of je ze eventueel nog moet behandelen voor je met de pleisterwerken start. De zuigkracht van de ondergrond is daarbij erg belangrijk.

Zuigende ondergrond

Zuigende ondergronden zijn over het algemeen goed geschikt voor bepleistering, maar het kan wel zijn dat de zuigkracht te groot is en dat het pleisterwerk daardoor te snel droogt. Het wordt dan moeilijk om de pleisterlaag te bewerken of het kan zelfs zijn dat ze ‘verbrandt’.

 

Om dit te voorkomen kun je ondergronden met een meer dan gemiddelde zuigkracht eerst bevochtigen en behandelen met Gyproc® X Prim. Dit voorstrijkmiddel op waterbasis verbetert de hechting en de verwerkbaarheid van Gyproc® binnenpleisters, en spuit je op met een drukvat of breng je aan met een rol of kwast.

 

Zoutuitslag

In het metselwerk van bijvoorbeeld oude stallen op opslagplaatsen, maar ook in nieuwbouw kunnen oplosbare zouten zitten die bij het drogen van het pleisterwerk naar buiten treden. De bepleistering wordt hierdoor afgeduwd en kan zo loskomen.

Die zoutuitbloeiingen zijn vaak het gevolg van een vochtprobleem - best pak je dat dus eerst aan, om ook latere problemen te voorkomen. 

De zoutkristallen verwijder je met een zoutneutralisator die ook de zouten in de ondergrond oplost. Je kan ook de aangetaste ondergrond voor het bepleisteren nat maken, laten drogen en vervolgens de zoutkristallen wegborstelen. Dit herhaal je dan tot er geen zoutuitslag meer verschijnt.

Gladde ondergronden

Gladde ondergronden met een lage zuigkracht zijn bijvoorbeeld beton, gipsblokken, gipskartonplaat en gipsvezelplaat. Ze zijn in hun ruwe vorm niet direct geschikt voor bepleistering omdat de pleister er mechanisch niet op kan hechten, en dus kan loskomen. 

Wil je glad beton bepleisteren, dan houd je de volgende zaken best in het oog.

  • Zie je nog donkere vlekken op het beton? Dan is het nog niet droog genoeg en mag je het nog niet bepleisteren. Het beton moet minstens twaalf weken oud zijn en volledig droog. 

  • Is er plasticfolie gebruikt als ontkistingslaag? Dan moet je die mechanisch verwijderen door te zandstralen en de ondergrond met Betongrip Easy® voor te strijken.

  • Is het beton bevroren? Laat het gebouw dan eerst matig opwarmen en wacht minstens 24 uren voor je gaat bepleisteren. Let op voor watercondensatie op het beton en bescherm de bepleistering na het aanbrengen ook tegen vorst, tot het volledig is uitgedroogd.

  • Bevinden er zich olie- of vetresten in het beton? Dan moet je de ontkistingsoliën eerst afborstelen met detergent opgelost in warm water. Spoel daarna af met een waterslang en laat goed uitdrogen.

Tip: is het beton toch niet geschikt voor bepleistering?

Dan kun je bijvoorbeeld het plafond verlagen door Gyplat® platen te plaatsen op een houten of metalen draagstructuur. Je kunt ook Gyproc® platen bevestigen op de draagstructuur en die afwerken met een Gyproc® voegproduct, of een metalen pleisterdrager of wapeningsnet bepleisteren met Gyproc® pleister.